Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 99/77
7 mei 1999
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

In 19 procent van de cao’s staan substantiële bepalingen over mogelijkheid tot werken in deeltijd
In 19 procent van de cao’s staan bepalingen over het werken in deeltijd of het uitbreiden van de arbeidsduur die grotendeels sporen met aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid over dit onderwerp. In totaal biedt 64 procent van de cao’s de mogelijkheid een verzoek bij de werkgever in te dienen om de arbeidsduur aan te passen. In 15 procent van de cao’s worden "kleine" deeltijders geheel of gedeeltelijk uitgesloten van de cao. In het algemeen is de aandacht van cao-partijen voor het maken van afspraken over deeltijdarbeid toegenomen.

Dit blijkt uit het rapport "Deeltijdarbeid in cao’s" van de Arbeidsinspectie dat staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is nagegaan of in cao’s bepalingen zijn opgenomen die het werken in deeltijd of het uitbreiden van de arbeidsduur bevorderen. Verder is onderzocht of in de arbeidsvoorwaarden onderscheid wordt gemaakt tussen werknemers met een voltijds dienstverband en werknemers die in deeltijd werken. Het onderzoek heeft betrekking op 118 cao’s, die van toepassing zijn op ongeveer 3,8 miljoen werknemers. De resultaten worden voor een deel vergeleken met een eerder onderzoek naar de rechtspositie van deeltijdwerkers uit 1991.

De Stichting van de Arbeid heeft eind 1993 een aanbeveling gedaan voor de formulering van bepalingen in cao’s over het aanpassen van de arbeidsduur. De aanbeveling bevat in totaal zeven elementen. Het belangrijkste element is dat de wens van een werknemer om de arbeidsduur aan te passen in beginsel moet worden gehonoreerd, tenzij er zwaarwegende bedrijfsbelangen zijn die zich daartegen verzetten (geclausuleerd recht). Andere elementen zijn bijvoorbeeld de mogelijkheid de arbeidsduur aan te passen in iedere functie en op ieder functieniveau en de mogelijkheid het verzoek eventueel in een gelijkwaardige functie te realiseren.

Volgens de Stichting van de Arbeid biedt een cao de werknemer enig houvast bij zijn verzoek om de arbeidsduur aan te passen als ten minste vier van de zeven elementen zijn overgenomen. Geen van de onderzochte cao’s bevat alle elementen uit de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid. In 19 procent van de cao’s staan ten minste vier van de zeven elementen.

In 32 procent van de cao’s is expliciet in een algemene bepaling aangegeven dat de cao naar evenredigheid zal worden toegepast. Dat is een stijging ten opzichte van 1991, toen dit percentage 21 procent bedroeg.

Uit het rapport blijkt dat in 19 cao’s - voornamelijk in de sector handel - onderscheid wordt gemaakt tussen zogenoemde grote en kleine deeltijders, waarbij de grens meestal bij 12 of 13 uur per week wordt gelegd. In 17 van deze cao’s worden "kleine" deeltijders geheel of gedeeltelijk uitgesloten van de cao.

Ook ten aanzien van een aantal specifieke arbeidsvoorwaarden blijken vooral "kleine" deeltijders te worden uitgesloten. Het gaat om arbeidsvoorwaarden als toeslagen voor arbeid op bijzondere uren, diplomatoeslagen, bovenwettelijke uitkeringen, VUT-uitkeringen, tegemoetkomingen in de premie voor een ziektekostenverzekering, arbeidsduurverkorting, vakantiedagen en buitengewoon verlof.

In een kwart van de cao’s gelden (specifieke) vergoedingen voor overwerk van deeltijd-werknemers. Het merendeel van deze cao’s kent lagere vergoedingen dan die voor voltijders gelden.

Het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van deeltijdwerkers van de CAO hoeft niet altijd in strijd te zijn met de Wet verbod tot het maken van onderscheid op grond van arbeidsduur. CAO-partijen hebben in het kader van deze wet ruimte om afwijkende afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden voor deeltijders, als dit objectief gerechtvaardigd is. Staatssecretaris Verstand schrijft in haar brief aan de Tweede Kamer dat ze de Stichting van de Arbeid wil vragen hoe die de CAO-afspraken beoordeelt waarin onderscheid wordt gemaakt tussen voltijd- en deeltijdwerkers.