Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 

 
Nr. 99/20
24 februari 1999
  Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

  Arbeid zorg en inkomen nog ongelijk verdeeld tussen mannen en vrouwen  
 


De sociaal-economische positie van vrouwen is de laatste jaren weliswaar verbeterd, maar van een gelijke verdeling van arbeid, zorg en inkomen tussen mannen en vrouwen is nog lang geen sprake. Vrouwen verdienen maar een kwart van het huishoudinkomen. Slechts 20% van de vrouwen met partner en jonge kinderen is economisch zelfstandig.

Dit blijkt uit het onderzoek 'De Sociaal-Economische Emancipatie Index; een vooronderzoek voor een monitor naar de sociaal-economische positie van vrouwen en mannen in Nederland'. Het onderzoek is in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verricht door de Universiteit van Amsterdam. Het is een eerste aanzet tot een algemene emancipatiemonitor, die vanaf 1999 om de vier jaar moet uitkomen om de ontwikkelingen op het gebied van arbeid, zorg en inkomen in samenhang te kunnen volgen.

Staatssecretaris Verstand heeft het onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd. In een begeleidende brief schrijft zij naar aanleiding van de onderzoeksresultaten dat het emancipatieproces nog niet is voltooid. De economische zelfstandigheid van vrouwen moet worden vergroot. De Algemene wet arbeid en zorg, waarvan de contouren in een binnenkort te verschijnen discussienota worden aangegeven, kan volgens de staatssecretaris daar belangrijk aan bijdragen. De wet is bedoeld om een evenwichtigere verdeling van arbeid, zorg en inkomen te bereiken. Onder meer door verbetering van verlofregelingen waardoor naar verwachting minder vrouwen in verband met zorgtaken zullen ophouden met werken. En door invoering van een wettelijk recht op vermeerdering of vermindering van de arbeidstijd waardoor mannen meer worden gestimuleerd een deel van de zorg op zich te nemen.

Voor de Sociaal-Economische Emancipatie Index zijn verschillende kengetallen op het gebied van arbeid, zorg en inkomen bij elkaar gebracht en is er een vergelijking gemaakt tussen 1987 en 1995. Hieruit blijkt dat de verschillen tussen mannen en vrouwen, hoewel enigszins afgenomen, nog steeds aanzienlijk zijn.

Dat komt vooral tot uiting in de ongelijke inkomenspositie van mannen en vrouwen. Zo blijkt dat in 1995 maar één op de vijf vrouwen die gehuwd of ongehuwd met een partner samenleven en kinderen onder de 12 jaar hebben, economisch zelfstandig genoemd kan worden (waarvoor de norm geldt 70% van het minimumloon).

Vrouwen die zonder kinderen met een partner wonen, zijn veel vaker economisch zelfstandig: 64%.

De ongelijkheid blijkt ook duidelijk uit de gegevens over het gezinsinkomen. Vrouwen verdienden in 1995 een kwart van het huishoudinkomen. De vrouwen met kinderen tot 12 jaar verdienden maar 14% van het gezinsinkomen, de mannen de resterende 86%. De vrouwen zonder kinderen verdienden in 1995 daarentegen 40% van het huishoudinkomen.

Uit de kengetallen blijkt verder dat de arbeidsdeelname van vrouwen tussen 1987 en 1995 is gestegen van 42% naar ruim 50%. Steeds meer vrouwen blijven na de geboorte van hun kind betaald werken. In 1987 was dat bij 32% het geval, in 1995 bij ruim 49%. In 1995 werkten vrouwelijke werknemers gemiddeld bijna 28 uur en mannelijke werknemers 38 uur per week. Het aantal uren betaalde arbeid voor vrouwen met kinderen ligt een stuk lager: gemiddeld 21 uur per week. Voor mannen maakt het hebben van kinderen geen verschil voor het aantal uren dat zij werken. Dat blijft met of zonder kinderen gemiddeld 38 uur per week.

Voor vrouwen was in 1995 het aandeel in het totale arbeidsvolume 32% (1987: 27%). Voor mannen was dat 68% (1987: 73%).

Het aantal jaren onderwijs is voor vrouwen en mannen nagenoeg gelijk. De deelname aan bedrijfsopleidingen is voor vrouwen en mannen echter zeer verschillend. In 1995 neemt 10% van de vrouwen en 20% van de mannen deel aan een bedrijfsopleiding. Vrouwen blijken voor hun functie vaker overgekwalificeerd te zijn dan mannen. In 1995 had 22% van alle vrouwen een hoger opleidingsniveau dan voor hun functie vereist, tegenover 9% van alle mannen.

Vrouwen besteedden in 1995 gemiddeld zo'n drie en een half uur per dag aan het huishouden, mannen ongeveer een uur. In gezinnen met kinderen besteedden vrouwen gemiddeld drie uur per dag aan de zorg voor kinderen, mannen ongeveer anderhalf uur.

Staatssecretaris Verstand haalt in haar brief aan de Tweede Kamer ook een eerder onderzoek van de Arbeidsinspectie aan. Het gaat om een onderzoek naar de positie van mannen en vrouwen in het bedrijfsleven met als peiljaar 1996. Hieruit blijkt dat het gemiddelde (bruto) uurloon van vrouwen van 23 jaar en ouder 24% lager is dan dat van mannen. De beloningsverschillen hangen samen met verschillen in functiekenmerken (functiesoort, functieniveaus, voltijd/deeltijdfuncties) en in persoonskenmerken. Na correctie blijft evenwel een beloningsverschil van 7% over dat niet kan worden teruggevoerd op verschillen in deze kenmerken. Dit beloningsverschil kan mogelijk deels veroorzaakt zijn door seksediscriminatie.

Mede onder invloed van het niet verklaarde beloningsverschil is eind 1998 een onderzoek gestart naar de wijze waarop functies worden gewaardeerd. Doel van het onderzoek is om een methode te ontwikkelen om functiewaarderingssystemen op sekseneutraliteit te onderzoeken. Dit onderzoek zal naar verwachting medio 1999 zijn afgerond.

Uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt verder dat de doorstroom van vrouwen naar hogere functies een punt van zorg blijft. In de laagste twee functieschalen blijken naar verhouding meer dan tweemaal zoveel vrouwen als mannen te werken. Terwijl in de hoogste schalen bijna drie keer zoveel mannen als vrouwen zitten.

--------------------------------------------

Het onderzoek 'De Sociaal-Economische Emancipatie Index' kost f 39,- en is verkrijgbaar via de boekhandel of bij Elsevier bedrijfsinformatie, Postbus 16400, telefoon: 070-3819900. Het ISBN is 90 5749 265 2