Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 

 
Nr. 99/14
10 februari 1999
  Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

  Toespraak door staatssecretaris mr A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het middagsymposium over deeltijd, bedrijfscultuur en carrière van de Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel MHP op 10 februari 1999 in de congreszaal van Slot Zeist.  
  De Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel houdt er van de zaken bij hun naam te noemen. Deeltijd is nog steeds taboe in middelbare en hogere functies, volgens voorzitter Ad Verhoeven. Maar als het aan het MHP ligt, is dit taboe geen lang leven meer beschoren. Want de behoefte om in deeltijd te werken groeit. En steeds meer pioniers onder het middelbaar en hoger personeel weten hun wens in realiteit om te zetten. Pioniers - nog steeds volgens de MHP - die tegen allerlei vooroordelen in, bewijzen dat deeltijd wel degelijk mogelijk is.

Ik moet zeggen: het zijn woorden naar mijn hart. Ik complimenteer u graag met dit symposium en uw pionierswerk. Want pionierswerk is het. Maar echt vrolijk werd ik niet van het onderzoek.

Wat te denken van het gegeven dat het wel of niet in deeltijd kunnen werken in veel gevallen afhankelijk is van de goede wil van de directe chef, terwijl er in de organisatie niets aan deeltijdbeleid is vastgelegd?

Of wat te denken van de uitspraak: de arbeidsmarkt wordt krapper dus misschien moet je om mensen te behouden deeltijd wel toestaan. Zeker. Maar zou het niet beter zijn om grondig na te denken over hoe de organisatie er met het oog op de toekomst uit moet zien en van daaruit op een positieve manier organisatieveranderingen doorvoeren?

Dan voorkom je wellicht het volgende:

Een mevrouw leest in het verslag van haar loopbaangesprek: gezien het parttime werk van mevrouw zijn haar mogelijkheden beperkt … .

Wie schrijft zoiets? De fulltime werkende manager?

Deeltijd blijkt dus nog steeds "voor lief" genomen te worden. Bruikbaar voor vrouwen in lagere functies. Maar geen serieus agendapunt voor het hele personeel. Mannen en vrouwen, van laag tot hoog.

Kortom, ik zou haast zeggen: pioniers, de mouwen opgestroopt en aan de slag.

Het werken in deeltijd vraagt inderdaad uw en mijn voltijdse aandacht.

Er is een groeiende behoefte, maar het gaat niet vanzelf. Er moet meer vaart in komen. Daarom wil het kabinet de ontwikkeling van deeltijdwerk een extra steun in de rug geven met het Wetsvoorstel aanpassing arbeidsduur. Ik denk een evenwichtig, helder voorstel. Een voorstel dat duidelijkheid schept voor beide partijen en de belangen van de werknemer en de werkgever met elkaar in balans brengt.

We hebben een extra inzet nodig. Daar zijn goede redenen voor.

Nederland is de nummer een in deeltijd in Europa, maar bij nadere beschouwing levert het wel een buitengewoon scheef beeld op. Vrouwen vormen de voorhoede. Mannen blijven ernstig achter. Ook de verdeling over functies en sectoren levert een scheef beeld op. In middelbare en hogere functies komt het mondjesmaat voor - de pioniers - en in een aantal sectoren zijn deeltijdbanen nog schaars. De bouw, de industrie, de informatietechnologie om er maar een paar te noemen. Dit kabinet zou graag een evenwichtiger en eigentijds beeld zien.

Daar is ook behoefte aan.

Een behoorlijk deel van de werknemers zou een andere omvang van de werkweek wensen. Wanneer partners in een gezin een nieuwe afspraak zouden kunnen maken, zou 35% van de mannen minder uren willen werken, 26% van de vrouwen zou meer uren willen werken.

Is dat verrassend?

Ik denk het niet. De wens om meer gelijk te delen neemt de laatste decennia alleen maar toe. Daar komt bij dat voor de jonge generatie geldt dat de vrouwen het opleidingsniveau van hun mannelijke generatiegenoten hebben geëvenaard. Dat leidt tot meer evenwicht als de vraag op tafel komt: hoe gaan we de taken naast ons werk verdelen. Ik weet nagenoeg zeker dat dit sterk speelt onder uw eigen achterban.

Ik hoor van individuele werkgevers (zeker van werkgevers met goed geschoolde en vakbekwame volwassen dochters) dat zij voorzien dat deze ontwikkelingen niet aan hun bedrijf voorbij gaan. Zij beseffen dat het om economische en maatschappelijke redenen, noodzakelijk is een antwoord te geven. Dat wil zeggen: goed personeelsbeleid waarin ruimte is voor de belangen van de werknemers, waarin rekening wordt gehouden met werk en privé, waarin aan werknemers met afwijkende arbeidstijden carrièreperspectief geboden wordt.

De krapte op de arbeidsmarkt maakt het bovendien ronduit noodzakelijk. Let maar op de advertenties uit de IT-sector. En ook in de sector van de supermarkten is men door de verlenging van de winkeltijden op een natuurlijke wijze anders gaan denken over deze materie. Je kunt immers van een bedrijfsleidster niet verwachten dat zij er 70 uur is.

We kunnen alleen niet afwachten tot het vanzelf goed komt. Vandaar de Wet aanpassing arbeidsduur. Ik wil u graag toelichten hoe de wet in elkaar steekt.

Het wetsvoorstel geeft iedere werknemer het recht om een verzoek in te dienen tot aanpassing van de arbeidsduur. Het kan gaan om meer uren of minder uren. Deeltijd wordt vaak geassocieerd met minder uren werken. Voor uw achterban is dat ongetwijfeld een belangrijk punt. Maar we moeten niet vergeten dat er heel wat vrouwen zijn met een kleine deeltijdbaan die heel graag meer uren zouden willen werken, economisch zelfstandig willen worden. (Dat is overigens op dit moment nog geen 20% van de vrouwen met kinderen)..

Het is niet de bedoeling dat werknemers al na een paar maanden na indiensttreding met een verzoek tot aanpassing kunnen komen. Men moet tenminste een jaar in dienst zijn om zo’n verzoek te kunnen doen en men moet het verzoek tijdig indienen. Dat is alleszins redelijk.

Daarna gaan werknemer en werkgever om de tafel zitten. Voor overleg. Het gaat immers om een belangrijke wijziging van het contract dat men met elkaar heeft gesloten. En de wederzijdse belangen moeten in alle redelijkheid gewogen kunnen worden.

De werkgever heeft het recht om het verzoek af te wijzen. Niet omdat het hem niet zint. Dat is geen reden, vind ik. Wel als er zwaarwegende argumenten zijn waarom het niet kan. We moeten erkennen dat die argumenten er inderdaad kunnen zijn. Maar elke werkgever die een verzoek afwijst zal dat serieus moeten onderbouwen met concrete argumenten en met concrete informatie.

Het gaat dus om een geclausuleerd recht voor de individuele werknemer. Het voorstel schept helderheid voor beide partijen. Aanpassen van de arbeidsduur is de inzet, maar met begrip voor onoverkomelijke problemen bij het bedrijfsleven.

We hebben bovendien uitdrukkelijk gekozen voor maatwerk op het individuele niveau. U zult in het wetsvoorstel geen limiet vinden voor het aantal uren dat men meer of minder kan vragen. Daar kom je altijd mee in de knel. Mensen hebben verschillende wensen. Maar dat niet alleen. Ons land kent veel verschillende branches en sectoren. Die wil ik niet aan zo’n limiet binden. Zelfs binnen één bedrijf kan het per afdeling al verschillen wat wel en niet tot de mogelijkheden behoort.

Zal dit wetsvoorstel een steun in de rug zijn voor de pioniers onder het middelbaar en hoger personeel? Zal deeltijdarbeid beter bespreekbaar en vooral ook werkbaar worden? Zullen vrouwen de kans grijpen om tot hogere functies door te dringen? Ik denk het wel. Het is onafwendbaar. Een belangrijke voorwaarde is een andere manier van denken. Inspelen op moderne arbeidsverhoudingen. Dat is de uitdaging. Vooral voor de mannelijke manager die het van huis uit anders gewend is.

Als ik teruggrijp op het onderzoek - u hebt al begrepen dat ik daar niet helemaal onkundig van ben - dan is mijn voornaamste conclusie: er zit beweging in. Het gaat om belangrijke sectoren: de automatisering, de industrie, het vervoer.

Werken in deeltijd blijkt mogelijk. Met de nodige haken en ogen. En vanzelfsprekend is het nog niet. Maar nogmaals, de motor draait.

En juist die beweging willen we versnellen. We moeten het toerental van de motor opvoeren. Niet alleen het kabinet, maar ook de sociale partners - u dus - moeten daar voor zorgen.

Want sinds 1993 toen de Stichting van de Arbeid unaniem adviseerde de bevordering van deeltijdarbeid stevig in de cao’s op te nemen, is er onvoldoende gebeurd. Volgens een eigen analyse van de Stichting van onze gegevens van de Arbeidsinspectie zijn er slechts 27 cao’s die werkelijk houvast bieden aan werkgevers en werknemers om afspraken over deeltijd te maken. Er zijn 50 cao’s zonder afspraak over aanpassing van de arbeidsduur. Bovendien valt nog altijd zo’n 15% van de werknemers niet onder een cao.

Terwijl iedereen kan zien dat de behoefte groeit, zijn we onvoldoende in staat het potentieel aan deeltijdwerk te benutten. Vandaar dat we kiezen voor een wettelijk recht. Een recht, waarvan niet ten nadele van de werknemer via cao-afspraken kan worden afgeweken. Maar ook een wet die rekening houdt met de belangen van de werkgevers. Een evenwichtig voorstel dus. Maar ook een stimulans voor deeltijd.

U zet vandaag een belangrijke stap.

Dit symposium geeft aan dat er een wil is om op een andere manier naar deeltijd te kijken. Dat de discussie op gang komt.

Maar vergis u niet.

Er zullen nog heel wat horden genomen moeten worden. De belangrijkste zijn waarschijnlijk: angst voor statusverlies, "het kan niet in mijn functie" en "zo loop ik mijn carrière mis". "Ik kan op mijn werk geen moment gemist worden. Nou ja, behalve als het gaat om een commissariaat of een bijzonder hoogleraarschap natuurlijk".

Dat zijn taaie beelden. En als deeltijd de ‘witte raaf’ in de arbeidsvoorwaarden blijft, dan zullen die beelden niet snel verdwijnen. In uw voortreffelijke brochure "Deeltijd, toekomende tijd" geeft u heel goed aan hoe deeltijd in het werkproces kan en moet worden ingepast. Alle facetten worden belicht. Ook de weerstanden worden niet onder het tapijt geveegd. Dat is knap werk. Het is een brochure die ik iedereen kan aanbevelen.

Ik zou nog graag een enkel punt onder uw aandacht willen brengen.

Een belangrijk punt: De rol die de ondernemingsraad kan vervullen bij het invoeren van deeltijd.

Het thema werk-privé zal steeds belangrijker worden voor de ondernemingsraad. Ik pleit voor meer ervaringsdeskundigheid in de ondernemingsraad. Meer vrouwen. Nu is slechts een kwart van de ondernemingsraadsleden vrouw. Maar ook meer deeltijders, en zeker ook meer mannen die weten wat het is werk en privé te kunnen combineren.

Wij zouden graag zien dat het onderwerp werk-privé doeltreffend wordt opgepakt door de ondernemingsraad. Daarom hebben we op het departement een werkatelier gehouden. Een bijeenkomst van deskundigen die ondernemingsraadsleden trainen voor hun taak. Een bijeenkomst om eens goed na te denken over de vraag: hoe kun je werk en privé hoger op de agenda van de ondernemingsraad krijgen. Want het is een thema dat alle werknemers op de werkvloer aangaat. Niet alleen de jonge vaders en moeders. Maar evengoed de werknemer die voor een andere verhouding tussen werk en vrije tijd wil kiezen. Het hoort bij moderne arbeidsverhoudingen.

Het werkatelier was een eerste aanzet. We gaan zeker door op deze weg.

‘Deeltijd, toekomende tijd’. Ik zou liever zeggen: deeltijd, bijna tegenwoordige tijd.

Ik complimenteer de MHP met de manier waarop ze dit onderwerp op de agenda zet. Veel van uw leden zijn ook managers en zitten op sleutelposities waar de beslissing over deeltijd genomen wordt. Als u er in slaagt met dit rapport en dit symposium een nieuwe manier van denken over deeltijd en werk-privé te introduceren, dan betaalt deze dag zich dubbel en dwars uit.

Ik wens u veel succes.