|
Het sinds 1973 bestaande Fonds
Voorheffing Pensioenen (FVP) wordt opgeheven. Het
fondsvermogen, ongeveer 4 miljard gulden, gaat over naar
een nieuwe, door sociale partners op te richten
stichting.
De Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel van
staatssecretaris De Grave van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid waarin de privatisering van het fonds en
de intrekking van de Wet FVP wordt geregeld.
De nieuwe stichting zal financiële bijdragen leveren ten
behoeve van aanvullende pensioenvoorzieningen van
werknemers. Daarnaast kunnen onderzoeken op het terrein
van pensioenen gefinancierd worden.
Het fonds is destijds opgericht met als doel op termijn
vanuit dit fonds te komen tot een wettelijk verplichte
aanvullende pensioenvoorziening. Die doelstelling is
inmiddels achterhaald omdat het kabinet niet langer
vasthoudt aan de invoering van een pensioenplicht.
Volgens staatssecretaris De Grave zijn aanvullende
pensioenen vooral de verantwoordelijkheid van sociale
partners. In die filosofie past ook de privatisering van
het fonds.
Het vermogen van het fonds werd in de eerste jaren
opgebouwd uit de middelen die vrijkwamen als gevolg van
de bevriezing van de kinderbijslag voor het eerste kind
(1973-1795), werkgeversbijdragen die geheven zijn als
nacalculatie van de kinderbijslagpremie over 1972 en een
eenmalige Rijksbijdrage van 150 miljoen in 1976. Dit
laatste bedrag blijft in het fonds. Ook ambtenaren
zullen, wanneer straks de WW op hen van toepassing wordt,
van het fonds kunnen profiteren.
De huidige besteding van de fondsmiddelen komt vooral ten
goede aan de pensioenopbouw van bepaalde groepen werkloze
werknemers en aan de inhaalpensioenen voor vrouwen. De
sociale partners hebben toegezegd deze regelingen te
zullen voortzetten.
|
|