Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 2000/178
10 oktober 2000

 

Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Nog te veel belemmeringen voor herintredende vrouwen  

Vrouwen ondervinden nog te veel belemmeringen als ze, na het verzorgen van kinderen, weer willen gaan werken. Vaak vinden ze het zelf moeilijk om weer een stap op de arbeidsmarkt te zetten. Maar vaak ook stuiten ze op praktische problemen, zoals het ontbreken van kinderopvang.  
Dit zei staatssecretaris A.E. Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 10 oktober in Den Haag ter gelegenheid van het in ontvangst nemen van een rapport van de FNV over dit probleem.  
  
Getalsmatig gaat het om een groot onbenut potentieel. Er zijn ongeveer 500.000 vrouwen die meer dan 12 uur per week willen werken.   
Herintreedsters hebben veel te bieden, aldus de staatssecretaris. 'Pedagogische kwaliteiten en managementvaardigheden om het gezin draaiende te houden, het vermogen om te zorgen, thuis en in de buurt. Wat zouden herintredende vrouwen bijvoorbeeld niet kunnen doen in de zorgsector, in de kinderopvang, op scholen? Sectoren waar men zit te springen om personeel en waar juist zij al veel ervaring hebben opgedaan.'  
Vaak zijn werkgevers echter niet ingesteld op de specifieke wensen van herintreedsters. Zo blijkt dat bijvoorbeeld ziekenhuizen niet altijd staan te trappelen om voor deze vrouwen kleine deeltijdbanen te scheppen. Dat terwijl er, vanwege personeelsgebrek, operatiekamers worden gesloten.   
De staatssecretaris kondigde een nader onderzoek aan naar de belemmeringen voor herintredende vrouwen.  
  
Toespraak door staatssecretaris A.E. Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de aanbieding van het FNV-rapport over herintreedsters op 10 oktober 2000 in Den Haag.   
  
Herintreedsters. Zijn ze er nog, hoe gaat het met ze en wat kunnen we voor ze doen? Vragen die aan de basis lagen van het onderzoek dat u verrichtte naar de positie van vrouwen die weer aan het werk willen. Er zijn er veel. Zo ongeveer 500.000 vrouwen die meer dan 12 uur per week willen werken. We gaan ze bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt extra ondersteunen. Omdat de arbeidsmarkt er om vraagt. Alleen al het MKB telt 185000 vacatures. Omdat herintreedsters aan de slag willen, en omdat de samenleving er belang bij heeft. Daarom is het ook een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.  
  
Ik ben dan ook blij met uw onderzoek. Het siert de FNV dat zij gepoogd heeft in korte tijd zoveel mogelijk gegevens over herintreedsters boven tafel te krijgen en aanbevelingen te doen voor beleid.   
  
Misschien bieden de uitkomsten van het onderzoek nog niet op alle punten de gewenste duidelijkheid. Maar het signaal dat u geeft is duidelijk. Herintreedsters stromen niet in die getale en niet met die snelheid in op de arbeidsmarkt als wij graag zouden willen. Het is een signaal dat spoort met mijn eigen waarneming. Uw onderzoek onderstreept dan ook de noodzaak van het diepgaande onderzoek dat we binnenkort starten. Want als we de positie van herintredende vrouwen echt willen versterken dan moeten we precies weten welke belemmeringen er zijn bij het bedrijfsleven en bij vrouwen. Pas dan kunnen we effectieve maatregelen nemen.  
Nader onderzoek is dus geboden. Dat is punt één.   
  
Punt twee is dat we vervolgens nu direct alle mogelijkheden aangrijpen om daar waar het kan handelend op te treden, te stimuleren, belemmeringen weg te nemen.   
  
Laat ik vooropstellen dat de grootste winst wordt geboekt als we voorkomen dat vrouwen uittreden. Winst. Omdat het aantal herintreedsters daalt. Winst ook, omdat mijn visie op de samenleving van de toekomst dan een stuk dichterbij komt: Een samenleving waarin vrouwen en mannen gelijke verantwoordelijkheden kunnen dragen in hun werk, hun privé-leven en daarbuiten. Waarin zij in alle fases van hun leven de juiste balans vinden tussen betaalde arbeid en de tijd om te zorgen. Voor zichzelf, de kinderen en de omgeving. Economisch zelfstandig zijn.  
  
Om die winst te behalen, voor herintredende vrouwen, voor bijstandsmoeders die we niet aan de kant mogen laten staan, voor heel de samenleving, investeren we zoveel in kinderopvang, dagindeling, de wet aanpassing arbeidsduur. Daarom ook komen we volgend jaar met voorstellen om de tussenschoolseopvang beter te regelen.   
  
Maar ook vrouwen die door het gebrek aan combinatiemogelijkheden of onder sociale druk afgehaakt zijn moeten we nieuwe kansen bieden.  
  
Want juist vrouwen zijn na een periode van zorg voor kinderen kwetsbaar. Maar al te vaak neemt leegte de plaats in van het laatste kind dat de deur van het ouderlijk huis achter zich dicht trekt. Moeilijk is het vervolgens om zelf door die deur te gaan, de arbeidsmarkt op. Want de drempel is vaak hoog omdat herintreedsters te lang uit het arbeidsproces zijn geweest, achter zijn gebleven op het gebied van kennis en ervaring.   
Dan heb ik het nog niet eens over al die vrouwen die midden in een periode van zorg achterblijven na een echtscheiding, levend in stille armoede.  
  
Maar vrouwen die weer aan het werk willen zijn niet alleen maar kwetsbaar. Want juist zij hebben veel te bieden. Pedagogische kwaliteiten bijvoorbeeld, managementvaardigheden nodig om het gezin draaiende te houden, het vermogen om te zorgen, thuis en in de buurt. Wat zouden herintredende vrouwen bijvoorbeeld niet kunnen doen in de zorgsector, in de kinderopvang, op scholen? Sectoren waar men zit te springen om personeel en waar juist zij al veel ervaring hebben opgedaan .  
  
Daarom is het zaak ons te blijven inspannen ook al doen we al veel.  
Wat doen we nu al? Ik doe een greep.  
  
We maken heel veel werk van de sluitende aanpak. Want natuurlijk is die ook bedoeld voor herintredende vrouwen. Als herintreedsters zich aanmelden bij een arbeidsbureau krijgen ze binnen 12 maanden een aanbod van werk. Arbeidsvoorziening heeft daarvoor de beschikking over flink wat geoormerkte middelen. Dat wordt in de toekomst anders. Het CWI zal herintreedsters die snel aan de slag kunnen bemiddelen. De gemeenten nemen herintreedsters die moeilijker bemiddelbaar zijn voor hun rekening in het kader van de sluitende aanpak.   
Zal dat wel goed gaan? Zullen de gemeenten niet allemaal een andere aanpak kiezen?   
Mevrouw Roozemond maakt zich daarover zorgen, begrijp ik. Die zorgen wil ik graag wegnemen. Want het is de bedoeling dat geld voor herintreedsters geoormerkt blijft als het naar de gemeenten gaat. Het komt dus daar terecht waar het hoort: bij de herintreedsters. Bovendien hebben gemeenten veel ervaring opgebouwd met de reïntegratie van alleenstaande moeders in de bijstand. Met daarbij een hele infrastructuur. Dat alles komt nu ook beschikbaar voor andere herintreedsters. Verder: gemeenten kunnen maatwerk bieden, ook al omdat zij uitgebreide netwerken hebben. En natuurlijk houden we de vinger aan de pols, omdat we de uitvoering monitoren. Tenslotte leggen sociale diensten jaarlijks verantwoording af aan de gemeenteraad voor hun werkgelegenheidsbeleid.  
  
Heel veel geld steken we in de kinderopvang. Daarmee willen we niet alleen voorkomen dat vrouwen de arbeidsmarkt verlaten, maar er ook voor zorgen dat zij de weg terug veel makkelijker vinden.   
  
En dat mes snijdt aan twee kanten. Want juist in de kinderopvang is een groot tekort aan personeel. De komende drie jaar zijn naar schatting 16000 werknemers nodig alleen al om aan de toenemende vraag te voldoen. Het is duidelijk dat hier grote mogelijkheden liggen voor herintreedsters. Ook al omdat herintreedsters daarvoor over specifieke kwaliteiten beschikken. Die kwaliteiten worden nog niet altijd ten volle benut. Maar daar wordt aan gewerkt. Want begin 2001 gaat het Kenniscentrum EVC (Elders Verworven Competenties) van start. Elders verworven competenties dat wil zeggen dat kennis en ervaring die buiten het onderwijs zijn opgedaan deel uit maken van de startkwalificatie. Het spreekt vanzelf dat juist herintreedsters daarvan zullen profiteren, zeker nu het Kenniscentrum aan de slag gaat.    
Op deze manier wordt het scholingstraject verkort.   
  
En dat is van niet te onderschatten belang voor zowel herintreedsters als voor werkgevers. Daarom ook hecht ik grote waarde aan beroepsbegeleidende leerwegen. Herintreedsters kunnen als zij zo.n traject volgen direct aan het werk, terwijl ze enig inkomen ontvangen. En werkgevers beschikken direct over personeel. Hier ligt een taak voor de Regionale Opleidingscentra (ROC.s) en de vrouwenvakscholen die toeleidingstrajecten verzorgen.  
  
Speciale aandacht geven we ook aan potentiële allochtone herintreedsters. Een doelgroep die moeilijk is te bereiken, letterlijk en figuurlijk. Binnenkort starten we een onderzoek. Maar ondertussen zou het goed zijn als we ook echt naar allochtone herintreedsters op zoek gaan: Personeelsmanagers, arbeidsvoorziening, iedereen die bezig is met het werven van personeel. Niet van achter het bureau, maar door de wijk in te gaan, naar scholen, markten, en consultatiebureaus. Ontwikkel met andere woorden een vindplaatsenstrategie. Gebruikmakend van intermediaire organisaties en vrouwennetwerken.  
  
Om echt een slag te kunnen slaan vind ik het belangrijk de kansen en belemmeringen in beeld te brengen. Dat is de basis voor effectief beleid. Daarom komt er dat onderzoek waar ik al over sprak. Daarom gaan er een aantal pilotprojecten van start, experimenten om herintreedsters te werven die vervolgens op grotere schaal kunnen worden toegepast. Daarom ook zal ik de positie van herintreedsters als apart agendapunt aan de orde stellen in één van de overleggen met de sociale partners. De FNV kan daar een stimulerende rol in vervullen.U heeft stap A gezet, ik verwacht nu ook stap B van u.   
  
En de FNV kan meer doen. U kunt opleidingsfondsen inzetten voor herintreedsters. U kunt afspraken over herintreedsters vastleggen in CAO.s.   
  
Ook van werkgevers mag wat worden verwacht. Zeker als ik de noodkreten beluister over het gebrek aan personeel in het midden- en kleinbedrijf, de zorgsector, het onderwijs, de kinderopvang.   
Toch worden de kansen die herintreedsters bieden om die nood te lenigen lang niet altijd benut of gezien. We kennen niet alle precieze oorzaken, maar een aantal zaken lijken wel duidelijk.  
  
Want vaak zijn werkgevers niet ingesteld op de specifieke wensen van herintreedsters. Ik denk aan de grote vraag naar deeltijdbanen, aan de vraag naar kinderopvang en aan scholing. Dat zijn wensen die vragen om investeringen en aanpassing van het personeelsbeleid. Te vaak nog haken werkgevers dan af omdat dergelijke investeringen op de korte termijn geen soelaas bieden.   
  
Over de zorgsector bijvoorbeeld hoor ik regelmatig dat er onvoldoende kinderopvang is. Dat er onvoldoende middelen voor scholing zijn. Dat ziekenhuizen bij voorkeur geen dienstverband aangaan met vrouwen die een kleine deeltijdbaan willen. En dan kan het gebeuren dat operatiekamers worden gesloten. Niet omdat er geen geld is maar bij gebrek aan personeel. Personeel dat men had kunnen krijgen als men een individueel arrangement had willen aangaan.   
  
Dat zijn situaties die kunnen worden voorkomen. Natuurlijk zijn die kleine deeltijdbanen niet ideaal op de korte termijn. In de zorg niet, maar ook niet in andere sectoren. Toch valt daarmee winst te behalen op de langere termijn. Waarom bijvoorbeeld niet eerst herintreedsters aannemen in een kleine deeltijdbaan, hen over de drempel helpen om hen vervolgens pogen te binden aan de instelling, het bedrijf of de organisatie door goed personeelsbeleid, scholing en kinderopvang? Waarom er ook niet voor zorgen dat de binding met vrouwen die hun baan opzeggen in stand blijft, door het organiseren van terugkomstbijeenkomsten?   
  
Ik weet: dat kost het een en ander. Maar ik vertel ondernemers niets nieuws als ik zeg dat de kost nu eenmaal aan de baat vooruit gaat. En dat er baten zijn staat vast ook macro-economisch. Want volgens het SCP blijkt dat veel meer dan het Akkoord van Wassenaar juist de massale toestroom van (herintredende) vrouwen de belangrijkste factor is geweest voor loonmatiging. En u weet van welke betekenis dat is geweest voor werkgevers en werknemers.   
  
Herintreedsters: ze zijn er nog. Ze willen werken en ze zijn nodig. Wat let ons om samen aan de slag te gaan.