|
Vrouwen ondervinden nog te veel belemmeringen als ze, na het
verzorgen van kinderen, weer willen gaan werken. Vaak vinden ze het
zelf moeilijk om weer een stap op de arbeidsmarkt te zetten. Maar vaak
ook stuiten ze op praktische problemen, zoals het ontbreken van
kinderopvang.
Dit zei staatssecretaris A.E. Verstand van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 10 oktober in Den Haag ter gelegenheid van het in
ontvangst nemen van een rapport van de FNV over dit probleem.
Getalsmatig gaat het om een groot onbenut potentieel. Er zijn ongeveer
500.000 vrouwen die meer dan 12 uur per week willen werken.
Herintreedsters hebben veel te bieden, aldus de staatssecretaris.
'Pedagogische kwaliteiten en managementvaardigheden om het gezin
draaiende te houden, het vermogen om te zorgen, thuis en in de buurt.
Wat zouden herintredende vrouwen bijvoorbeeld niet kunnen doen in de
zorgsector, in de kinderopvang, op scholen? Sectoren waar men zit te
springen om personeel en waar juist zij al veel ervaring hebben
opgedaan.'
Vaak zijn werkgevers echter niet ingesteld op de specifieke wensen van
herintreedsters. Zo blijkt dat bijvoorbeeld ziekenhuizen niet altijd
staan te trappelen om voor deze vrouwen kleine deeltijdbanen te
scheppen. Dat terwijl er, vanwege personeelsgebrek, operatiekamers
worden gesloten.
De staatssecretaris kondigde een nader onderzoek aan naar de
belemmeringen voor herintredende vrouwen.
Toespraak door staatssecretaris A.E. Verstand-Bogaert van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid bij de aanbieding van het FNV-rapport over
herintreedsters op 10 oktober 2000 in Den Haag.
Herintreedsters. Zijn ze er nog, hoe gaat het met ze en wat kunnen we
voor ze doen? Vragen die aan de basis lagen van het onderzoek dat u
verrichtte naar de positie van vrouwen die weer aan het werk willen.
Er zijn er veel. Zo ongeveer 500.000 vrouwen die meer dan 12 uur per
week willen werken. We gaan ze bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt
extra ondersteunen. Omdat de arbeidsmarkt er om vraagt. Alleen al het
MKB telt 185000 vacatures. Omdat herintreedsters aan de slag willen,
en omdat de samenleving er belang bij heeft. Daarom is het ook een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Ik ben dan ook blij met uw onderzoek. Het siert de FNV dat zij gepoogd
heeft in korte tijd zoveel mogelijk gegevens over herintreedsters
boven tafel te krijgen en aanbevelingen te doen voor beleid.
Misschien bieden de uitkomsten van het onderzoek nog niet op alle
punten de gewenste duidelijkheid. Maar het signaal dat u geeft is
duidelijk. Herintreedsters stromen niet in die getale en niet met die
snelheid in op de arbeidsmarkt als wij graag zouden willen. Het is een
signaal dat spoort met mijn eigen waarneming. Uw onderzoek
onderstreept dan ook de noodzaak van het diepgaande onderzoek dat we
binnenkort starten. Want als we de positie van herintredende vrouwen
echt willen versterken dan moeten we precies weten welke belemmeringen
er zijn bij het bedrijfsleven en bij vrouwen. Pas dan kunnen we
effectieve maatregelen nemen.
Nader onderzoek is dus geboden. Dat is punt één.
Punt twee is dat we vervolgens nu direct alle mogelijkheden aangrijpen
om daar waar het kan handelend op te treden, te stimuleren,
belemmeringen weg te nemen.
Laat ik vooropstellen dat de grootste winst wordt geboekt als we
voorkomen dat vrouwen uittreden. Winst. Omdat het aantal
herintreedsters daalt. Winst ook, omdat mijn visie op de samenleving
van de toekomst dan een stuk dichterbij komt: Een samenleving waarin
vrouwen en mannen gelijke verantwoordelijkheden kunnen dragen in hun
werk, hun privé-leven en daarbuiten. Waarin zij in alle fases van hun
leven de juiste balans vinden tussen betaalde arbeid en de tijd om te
zorgen. Voor zichzelf, de kinderen en de omgeving. Economisch
zelfstandig zijn.
Om die winst te behalen, voor herintredende vrouwen, voor
bijstandsmoeders die we niet aan de kant mogen laten staan, voor heel
de samenleving, investeren we zoveel in kinderopvang, dagindeling, de
wet aanpassing arbeidsduur. Daarom ook komen we volgend jaar met
voorstellen om de tussenschoolseopvang beter te regelen.
Maar ook vrouwen die door het gebrek aan combinatiemogelijkheden of
onder sociale druk afgehaakt zijn moeten we nieuwe kansen bieden.
Want juist vrouwen zijn na een periode van zorg voor kinderen
kwetsbaar. Maar al te vaak neemt leegte de plaats in van het laatste
kind dat de deur van het ouderlijk huis achter zich dicht trekt.
Moeilijk is het vervolgens om zelf door die deur te gaan, de
arbeidsmarkt op. Want de drempel is vaak hoog omdat herintreedsters te
lang uit het arbeidsproces zijn geweest, achter zijn gebleven op het
gebied van kennis en ervaring.
Dan heb ik het nog niet eens over al die vrouwen die midden in een
periode van zorg achterblijven na een echtscheiding, levend in stille
armoede.
Maar vrouwen die weer aan het werk willen zijn niet alleen maar
kwetsbaar. Want juist zij hebben veel te bieden. Pedagogische
kwaliteiten bijvoorbeeld, managementvaardigheden nodig om het gezin
draaiende te houden, het vermogen om te zorgen, thuis en in de buurt.
Wat zouden herintredende vrouwen bijvoorbeeld niet kunnen doen in de
zorgsector, in de kinderopvang, op scholen? Sectoren waar men zit te
springen om personeel en waar juist zij al veel ervaring hebben
opgedaan .
Daarom is het zaak ons te blijven inspannen ook al doen we al veel.
Wat doen we nu al? Ik doe een greep.
We maken heel veel werk van de sluitende aanpak. Want natuurlijk is
die ook bedoeld voor herintredende vrouwen. Als herintreedsters zich
aanmelden bij een arbeidsbureau krijgen ze binnen 12 maanden een
aanbod van werk. Arbeidsvoorziening heeft daarvoor de beschikking over
flink wat geoormerkte middelen. Dat wordt in de toekomst anders. Het
CWI zal herintreedsters die snel aan de slag kunnen bemiddelen. De
gemeenten nemen herintreedsters die moeilijker bemiddelbaar zijn voor
hun rekening in het kader van de sluitende aanpak.
Zal dat wel goed gaan? Zullen de gemeenten niet allemaal een andere
aanpak kiezen?
Mevrouw Roozemond maakt zich daarover zorgen, begrijp ik. Die zorgen
wil ik graag wegnemen. Want het is de bedoeling dat geld voor
herintreedsters geoormerkt blijft als het naar de gemeenten gaat. Het
komt dus daar terecht waar het hoort: bij de herintreedsters.
Bovendien hebben gemeenten veel ervaring opgebouwd met de reïntegratie
van alleenstaande moeders in de bijstand. Met daarbij een hele
infrastructuur. Dat alles komt nu ook beschikbaar voor andere
herintreedsters. Verder: gemeenten kunnen maatwerk bieden, ook al
omdat zij uitgebreide netwerken hebben. En natuurlijk houden we de
vinger aan de pols, omdat we de uitvoering monitoren. Tenslotte leggen
sociale diensten jaarlijks verantwoording af aan de gemeenteraad voor
hun werkgelegenheidsbeleid.
Heel veel geld steken we in de kinderopvang. Daarmee willen we niet
alleen voorkomen dat vrouwen de arbeidsmarkt verlaten, maar er ook
voor zorgen dat zij de weg terug veel makkelijker vinden.
En dat mes snijdt aan twee kanten. Want juist in de kinderopvang is
een groot tekort aan personeel. De komende drie jaar zijn naar
schatting 16000 werknemers nodig alleen al om aan de toenemende vraag
te voldoen. Het is duidelijk dat hier grote mogelijkheden liggen voor
herintreedsters. Ook al omdat herintreedsters daarvoor over specifieke
kwaliteiten beschikken. Die kwaliteiten worden nog niet altijd ten
volle benut. Maar daar wordt aan gewerkt. Want begin 2001 gaat het
Kenniscentrum EVC (Elders Verworven Competenties) van start. Elders
verworven competenties dat wil zeggen dat kennis en ervaring die
buiten het onderwijs zijn opgedaan deel uit maken van de
startkwalificatie. Het spreekt vanzelf dat juist herintreedsters
daarvan zullen profiteren, zeker nu het Kenniscentrum aan de slag
gaat.
Op deze manier wordt het scholingstraject verkort.
En dat is van niet te onderschatten belang voor zowel herintreedsters
als voor werkgevers. Daarom ook hecht ik grote waarde aan
beroepsbegeleidende leerwegen. Herintreedsters kunnen als zij zo.n
traject volgen direct aan het werk, terwijl ze enig inkomen ontvangen.
En werkgevers beschikken direct over personeel. Hier ligt een taak
voor de Regionale Opleidingscentra (ROC.s) en de vrouwenvakscholen die
toeleidingstrajecten verzorgen.
Speciale aandacht geven we ook aan potentiële allochtone
herintreedsters. Een doelgroep die moeilijk is te bereiken, letterlijk
en figuurlijk. Binnenkort starten we een onderzoek. Maar ondertussen
zou het goed zijn als we ook echt naar allochtone herintreedsters op
zoek gaan: Personeelsmanagers, arbeidsvoorziening, iedereen die bezig
is met het werven van personeel. Niet van achter het bureau, maar door
de wijk in te gaan, naar scholen, markten, en consultatiebureaus.
Ontwikkel met andere woorden een vindplaatsenstrategie. Gebruikmakend
van intermediaire organisaties en vrouwennetwerken.
Om echt een slag te kunnen slaan vind ik het belangrijk de kansen en
belemmeringen in beeld te brengen. Dat is de basis voor effectief
beleid. Daarom komt er dat onderzoek waar ik al over sprak. Daarom
gaan er een aantal pilotprojecten van start, experimenten om
herintreedsters te werven die vervolgens op grotere schaal kunnen
worden toegepast. Daarom ook zal ik de positie van herintreedsters als
apart agendapunt aan de orde stellen in één van de overleggen met de
sociale partners. De FNV kan daar een stimulerende rol in vervullen.U
heeft stap A gezet, ik verwacht nu ook stap B van u.
En de FNV kan meer doen. U kunt opleidingsfondsen inzetten voor
herintreedsters. U kunt afspraken over herintreedsters vastleggen in
CAO.s.
Ook van werkgevers mag wat worden verwacht. Zeker als ik de noodkreten
beluister over het gebrek aan personeel in het midden- en
kleinbedrijf, de zorgsector, het onderwijs, de kinderopvang.
Toch worden de kansen die herintreedsters bieden om die nood te
lenigen lang niet altijd benut of gezien. We kennen niet alle precieze
oorzaken, maar een aantal zaken lijken wel duidelijk.
Want vaak zijn werkgevers niet ingesteld op de specifieke wensen van
herintreedsters. Ik denk aan de grote vraag naar deeltijdbanen, aan de
vraag naar kinderopvang en aan scholing. Dat zijn wensen die vragen om
investeringen en aanpassing van het personeelsbeleid. Te vaak nog
haken werkgevers dan af omdat dergelijke investeringen op de korte
termijn geen soelaas bieden.
Over de zorgsector bijvoorbeeld hoor ik regelmatig dat er onvoldoende
kinderopvang is. Dat er onvoldoende middelen voor scholing zijn. Dat
ziekenhuizen bij voorkeur geen dienstverband aangaan met vrouwen die
een kleine deeltijdbaan willen. En dan kan het gebeuren dat
operatiekamers worden gesloten. Niet omdat er geen geld is maar bij
gebrek aan personeel. Personeel dat men had kunnen krijgen als men een
individueel arrangement had willen aangaan.
Dat zijn situaties die kunnen worden voorkomen. Natuurlijk zijn die
kleine deeltijdbanen niet ideaal op de korte termijn. In de zorg niet,
maar ook niet in andere sectoren. Toch valt daarmee winst te behalen
op de langere termijn. Waarom bijvoorbeeld niet eerst herintreedsters
aannemen in een kleine deeltijdbaan, hen over de drempel helpen om hen
vervolgens pogen te binden aan de instelling, het bedrijf of de
organisatie door goed personeelsbeleid, scholing en kinderopvang?
Waarom er ook niet voor zorgen dat de binding met vrouwen die hun baan
opzeggen in stand blijft, door het organiseren van
terugkomstbijeenkomsten?
Ik weet: dat kost het een en ander. Maar ik vertel ondernemers niets
nieuws als ik zeg dat de kost nu eenmaal aan de baat vooruit gaat. En
dat er baten zijn staat vast ook macro-economisch. Want volgens het
SCP blijkt dat veel meer dan het Akkoord van Wassenaar juist de
massale toestroom van (herintredende) vrouwen de belangrijkste factor
is geweest voor loonmatiging. En u weet van welke betekenis dat is
geweest voor werkgevers en werknemers.
Herintreedsters: ze zijn er nog. Ze willen werken en ze zijn nodig.
Wat let ons om samen aan de slag te gaan. |
|