Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Directie Voorlichting,
Bibliotheek en Documentatie

Persvoorlichting

 


Nr. 2000/57
11 april 2000

 

Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon 070 - 333 44 33
Telefax 070 - 333 40 30

Toespraak door staatssecretaris A.E.Verstand-Bogaert tijdens de bijeenkomst over de nota ‘Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid: Meerjarennota emancipatiebeleid’ op 11 april 2000 in Concordia te Den Haag.


Hartelijk welkom.

Ik stel het bijzonder op prijs dat u ruimte in uw agenda kon vinden om hier vanmiddag aanwezig te zijn. Want tijd vrij kunnen maken is lang niet meer vanzelfsprekend. En dat doen we ons zelf aan. De cabaretière Hesther Macrander zal het ons vanmiddag ongetwijfeld nog eens voorhouden: "Grootmoeder had geen kiesrecht, moeder geen pil en de dochter geen tijd. Stom, stom, stom."

Als het alleen maar stom is en we het ons zelf aandoen, is emancipatiebeleid dan nog wel nodig?

Volgens de grrls en volgens een recent onderzoek onder jongeren niet. Voor hen is emancipatie uit en zelf kunnen kiezen in.

Volgens de vrouwenbeweging wèl. Volgens haar moet het tempo omhoog. En moeten we nu eindelijk eens al die onzichtbare gebods- en verbodsborden die de keuzemogelijkheden van vrouwen (en mannen) sturen, opgeruimd worden. Moet er geïnvesteerd worden in de toekomst van onze dochters en zonen.

Dat is ook mijn visie dat er nu geïnvesteerd moet worden in de kwaliteit van de samenleving. Niet alleen omdat het een kwestie van sociale rechtvaardigheid en van democratische principes is, het is ook pure noodzaak. Investeren in mensen als dragers van de sociale infrastructuur en van onze economie is net zo urgent als investeren in ICT, biotechnologie of spoorlijnen, om maar eens een paar voorbeelden te noemen.

Afschaffen van het emancipatiebeleid is voor het kabinet dus absoluut geen optie. We peinzen er niet over om de vooruitgang los te laten. We kiezen voor een nieuwe impuls in het emancipatiebeleid. Een beleid dat vrouwen en mannen aangaat.

Ontegenzeglijk hebben decennia van vrouwenstrijd en emancipatiebeleid veel resultaten opgeleverd. Ook in deze kabinetsperiode.

Ik noem: het fiscaal gefacilieerd verlofsparen, de arbeidskorting voor deeltijders, de verbetering van de rechtspositie van alphahulpen, de nationaal rapporteur vrouwenhandel, de ondertekening van het facultatief protocol bij het VN-Vrouwenverdrag, de omkering van de bewijslast bij seksediscriminatie, de succesvolle Stimuleringsregeling Dagindeling, de Wet aanpassing arbeidsduur die op 1 juli in werking treedt. En de wetsvoorstellen in het kader van arbeid en zorg, zoals het betaald adoptieverlof, het kraamverlof voor vaders, het 10-dagen zorgverlof en de flexibilisering van het ouderschapsverlof.

Belangrijke resultaten mogen we wel zeggen. Maar geen reden om rustig achterover te leunen. Integendeel. We zouden ernstig tekort schieten als we de geboekte vooruitgang als een rustig bezit zouden beschouwen: aard- en nagelvast verankerd in onze maatschappij. Want dat is niet het geval.

De analyses in ‘Van Vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’ - de meerjarennota - tonen het overduidelijk aan.

Op alle vijf domeinen die we onder de loep nemen, zien we naast veel kansen ook drempels, stagnatie en bedreigingen.

Dat geldt voor de drie klassieke domeinen: arbeid, zorg en inkomen; macht en besluitvorming en mensenrechten en vrouwen. Daar zitten nog hardnekkige barrières, de cijfers liegen er niet om. Daar zit het nog niet goed.

Niet voor niets noemen we deze drie domeinen de ‘klassieke’ domeinen. Ze zijn essentieel voor het emancipatieproces. En al jaren niet voor niets speerpunt van beleid.

Kansen en bedreigingen zien we ook bij de nieuwe domeinen: de informatiesamenleving en dagindeling. Ontwikkelingen op deze terreinen kunnen het emancipatieproces ingrijpend beïnvloeden. Negatief en positief. En daar moeten we nù bij zijn. En zeker wat dagindeling betreft, kom ik veel enthousiasme tegen. Vooral van mensen die door de experimenten tot de ontdekking komen dat denken vanuit een vrouw-man-samenleving tot onvermoede en creatieve oplossingen leidt.

Het kabinet heeft bewust gekozen voor een beleidsproces in drie stappen. Eerst dus de Meerjarennota met de analyses, trends en beleidsrichtingen. Dan ruimte voor de maatschappij om mee te denken. En dan het meerjarenbeleidsplan.

Het belang van dit proces is niet voor iedereen gemeengoed, lijkt het. Tenminste dat moet ik afleiden uit de vragen die mij hierover de afgelopen weken een paar keer gesteld zijn. Waarom niet - als je de richting weet - met de vuist op tafel geslagen en wetten uitgevaardigd, is dan de insteek.

Daar stel ik tegenover: zouden we dat moeten willen? En zou het effectief zijn?

Ik vind van niet en denk zelfs dat het contra-productief zou zijn. En dat wil ik graag uitleggen.

We zijn nu in een fase aangekomen waarin we willen doordringen tot de kern van onze maatschappij: de institutionele en culturele pijlers van onze samenleving. En je kunt niet in een wet vastleggen: samenleving, u zult de cultuur veranderen en uw instituties aanpassen. We kunnen en moeten wèl de noodzaak van verandering keer op keer onderstrepen. We kunnen en moeten wèl het veranderingsproces stimuleren en ondersteunen. Want voor de noodzakelijke versnelling van het emancipatieproces is maatschappelijk draagvlak èn samenwerking met maatschappelijke partners onontbeerlijk.

Dat is punt één.

Punt twee is: de samenleving is geïndividualiseerd en divers geworden. Zo divers dat we niet meer kunnen (of willen?) pretenderen alle ervaring en kennis in huis te hebben. Wensen en problemen zijn niet meer standaard. Oplossingen dus ook niet, laat staan dat de overheid ze prefab kan invullen. De hoofdlijnen zijn duidelijk, maar voor het ontwikkelen van de precisie-instrumenten hebben we de samenleving, hebben we u nodig.

Daarom zal ik zeker ook jongere en allochtone groeperingen benaderen. Daarom ga ik - naast de meer traditionele vormen van consultatie - alle vrouwenorganisaties die in ons bestand zitten, aanschrijven. En daarom ga ik on line en organiseer ik een serie brainstormlunches. Gisteren vond de eerste plaats.

Dan punt drie.

We willen niet alleen de verbindingen met maatschappelijke partners versterken, maar ook met andere beleidsterreinen van de overheid. ‘Gendermainstreaming’ in het emancipatiejargon. Denk bijvoorbeeld aan verbindingen met het onderwijsbeleid en ruimtelijke ordening. Maar daar moet het niet bij blijven. Het gaat uiteraard om alle domeinen uit de nota ‘ Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’

Daarom heb ik de Adviesraad Internationale vraagstukken, de VROM-Raad, de Raad voor Openbaar bestuur, de Onderwijsraad en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling gevraagd om te adviseren over het emancipatiebeleid. De reacties waren unaniem positief. De SER heeft eigener beweging gevraagd om te mogen adviseren. Ook een goed signaal.

Iedere raad zal ik specifiek bevragen. Wat kunt u bijdragen aan het emancipatieproces. Concreet, nuchter en realistisch. Het gaat mij vooral om de concrete uitvoerbaarheid, om de effectiviteit.

En dan het laatste punt waarom we voor drie stappen kiezen.

De zaak moet opgeschud worden. Het emancipatiebeleid heeft nieuwe impulsen nodig. Dat kan alleen door samenwerking, doordat mensen en hun organisaties instrumenten aanreiken die effectief zijn en bereid zijn er zelf ook in te investeren. Daar is de periode tot 1 juli belangrijk voor.

Het zijn naar mijn vaste overtuiging vier goede argumenten voor de belangrijke stappen die we nu zetten. Stappen om nu de samenleving mee te krijgen in de versnelling van het emancipatiebeleid.

En dat zal nog fors aanpakken worden. Niet alleen omdat er een aantal fikse investeringen nodig zijn, maar zeker ook omdat we tegen die papieren vanzelfsprekendheid moeten opboksen. De vanzelfsprekendheid dat Nederland een geëmancipeerde samenleving ìs. De vanzelfsprekendheid die op papier bestaat, maar nog niet in de praktijk van alle dag.

Om een paar voorbeelden te noemen:

Wij vinden het vanzelfsprekend dat vrouwen en mannen kunnen werken en zorgen.

Op het ministerie worden per maand zo’n 11.000 telefoongesprekken met het publiek gevoerd. Arbeid en zorg is beslist een topic, het onderwerp leeft enorm. Mensen wìllen een betere verdeling van arbeid en zorg. En omdat nog maar weinig cao’s concrete mogelijkheden op het terrein van werk/privé regelen, gaan veel vragen over de wettelijke mogelijkheden voor deeltijdwerk of betaald zorgverlof.

Sinds een tijdje krijgen we ook werkgevers aan de lijn die willen weten op welke gronden men een verzoek om langer of korter te werken mag weigeren.

Hoezo vanzelfsprekend?

En intussen dreigen we te blijven steken in het anderhalfverdienersmodel en kunnen meer dan zestig procent van de vrouwen tussen de 15 en 65 jaar niet bogen op economische zelfstandigheid. En heeft 51% van de vrouwen een betaalde baan. Meestal in deeltijd.

Hoezo krapte op de arbeidsmarkt?

Het is toch niet meer verantwoord om niet te investeren in het arbeidspotentieel van vrouwen. Om talent onbenut te laten. Om 80.000 vacatures in het MKB onvervuld te laten. Of wellicht nog erger: om wachtlijsten wegens personeelsgebrek voort te laten bestaan.

Dat zijn de urgente problemen van vandaag. Op de oplossing van die problemen kunnen niet alleen de overheid, de werkgevers en de vakbonden aangesproken worden, maar ook vrouwen.

En het gaat daarbij niet aan om een sluipende tweedeling tussen lager en hoger opgeleiden te accepteren. Het gaat niet aan dat hoger opgeleiden die zich noodzakelijke voorzieningen makkelijker kunnen permitteren, wèl hun talenten kunnen ontplooien en anderen niet.

Kortom: er is alle reden voor de overheid, de samenleving en individuele burgers om voortvarend te investeren in de kwaliteit van de samenleving.

Die samenleving ontwikkelt zich in rap tempo richting een kenniseconomie. En dat is onlosmakelijk verbonden met mensen. Met vrouwen en mannen die op alle fronten willen participeren.

Het gaat niet alleen om de economische kwaliteit van de samenleving. Het gaat ook om de sociale kwaliteit van de samenleving. Het gaat om investeringen in het individuele leven en om investeringen in de samenleving als geheel.

Dat is de urgentie.

En we zullen moeten fors aan moeten pakken om onze doelstellingen binnen bereik te brengen: een stijging van de arbeidsdeelname van vrouwen van 51% nu naar 65% in 2010. En een stijging van de deelname aan mannen aan de zorg van ongeveer 35% nu naar 40 % in 2010. Een forse uitbreiding van kinderopvang en investeringen in werk-privé arrangementen zullen noodzakelijk zijn.

Naast investeringen in de arbeidsparticipatie gaat het ook om investeringen in een eigentijdse organisatie van tijd en ruimte, in het terugdringen van huiselijk geweld tegen vrouwen, in veel meer vrouwen in de top, in een stevige positie van vrouwen in de ICT, enz. enz.

Hoezo emancipatiebeleid nodig? Het is noodzaak, meer dan ooit.

Er zijn in de vorige eeuw belangrijke mijlpalen geslagen zoals - en dan ga ik ver terug - de politieke handelingsbekwaamheid in 1922 en de economische handelingsbekwaamheid in 1956. Dat ging over formele rechten voor vrouwen in het publieke domein.

Nu, in het emancipatiebeleid voor deze eeuw gaat het om de sociaal-culturele handelingsbekwaamheid. Het gaat nu om vrouwen èn mannen, rechten èn plichten, publiek èn privé, collectieve en individuele verantwoordelijkheid, werken èn zorgen. Het gaat om vanzelfsprekend op papier èn in de praktijk.

Dat is een uitdagende, maar geen gemakkelijke opgave. De kansen zijn er. De tijd is rijp voor een nieuwe slag.

Een moderne en zelfbewuste vrouwenbeweging kan voor een groot deel mede bepalen hoe fors die slag kan zijn en kan een speler van formaat zijn in het proces. Door bouwstenen aan te dragen voor het beleidsplan die leiden tot een nieuwe impuls, tot maatschappelijk draagvlak en daarmee ook tot politiek draagvlak.

Ik wil graag van u horen dames en heren hoe u uw eigen rol ziet. En ook hoe u de samenwerking met andere maatschappelijke partners en de overheid ziet.

Kortom, lever uw bijdrage de komende maanden. Want het gaat erom het emancipatieproces in een hogere versnelling te krijgen. Met vereende krachten moet het lukken. In het belang van de kwaliteit van onze samenleving en die van onze dochters en zonen. Een samenleving die als vanzelfsprekend de emancipatie voorbij is.