Met het oog op 1995

Beleidsprogramma Emancipatie



3.2.4. Algemene ontwikkelingen

De rijksoverheid is bezig zich meer op haar kerntaken te concentreren. Het realiseren van gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden voor vrouwen en mannen behoort tot de kerntaken van de rijksoverheid. Maar juist ook het omvattend en gecompliceerd proces van maatschappelijke verandering dat daarvoor nodig is, kan niet zonder een breed gedragen verantwoordelijkheid van andere overheden, maatschappelijke organisaties en individuele burgers. Het in gang gezette proces van integratie van emancipatiebeleid in regulier beleid speelt hierop in.

Emancipatie loopt parallel aan een meer algemeen proces van individualisering, vermindering van traditionele levensbeschouwelijke en van politieke groepsoriëntaties. Dit heeft enerzijds de ruimte voor vernieuwing vergroot, maar beperkt anderzijds de mogelijkheden van consensus over de gewenste maatschappelijke ontwikkeling en van centrale sturing daarvan. Ook deze achtergrond draagt bij aan beperking van de rol van de overheid en eveneens van andere centrale maatschappelijke organisaties.

Paradoxaal genoeg zijn bij velen de verwachtingen over de invloed van de rijksoverheid op de maatschappelijke ontwikkelingen vaak hoog gespannen. Bij door overheden verzorgde basisvoorwaarden voor meer gelijke posities is de verdere invulling toch goeddeels een persoonlijke verantwoordelijkheid.

Demografische veranderingen zullen naar verwachting het emancipatieproces een krachtige impuls geven. Veranderende getalsverhoudingen in de primaire verbanden, minder traditionele gezinnen en een groei van het aantal alleenstaanden, zullen gevolgen hebben voor politieke oriëntaties en voor beleid. Vergrijzing en ontgroening zullen door de daarmee gepaard gaande verslechtering van de verhouding tussen economisch actieven en inactieven een grotere druk leggen op verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

Internationale samenwerking groeit ook op het terrein van het emancipatiebeleid. Besluitvorming, en met name op het terrein van de definitie van fundamentele rechten, is ten dele naar internationaal niveau verlegd. De richtlijnen van de EG inzake gelijke behandeling en de mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties (VN) zijn belangrijke voorbeelden van internationale regelgeving op dit gebied met belangrijke effecten op het Nederlands beleid. De aandacht voor de vrouwenemancipatie in fora van internationale samenwerking groeit nog steeds. Een actieve deelname van de verschillende onderdelen bij overleg en besluitvorming in EG- en VN-verband is derhalve geboden.

Ook de activiteiten op emancipatiegebied in het kader van de Raad van Europa dragen bij aan de stimulering en vernieuwing van de gedachtenvorming over het beleid.

De komende jaren zullen de uitwisselingen in het kader van velerlei internationale fora sterk worden beïnvloed door het perspectief van de VN-Wereldvrouwenconferentie, die in 1995 zal plaatsvinden. Evenals de rapportage over de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag (in 1992) zal de toetsing van voortgang van de implementatie van de "Forward-Looking Strategies (FLS)" (Nairobi, 1985) ook voor de binnenlandse beleidsdiscussie een belangrijk ijkpunt zijn.