|
Bijlage 1:
consultatie van sociale partners, adviesorganen en maatschappelijke
organisaties
behorende
bij notitie Nederlandse inzet Europese
voorstellen antidiscriminatie
Index
Werknemersorganisaties
Op 31 maart
jl. is er een informeel overleg geweest met enige vertegenwoordigers van
de FNV, CNV en de MHP over de voorstellen van de Europese Commissie. In
algemene zin vinden de vakbonden het positief dat dit onderwerp met hen
besproken wordt en dat er voortgang wordt gemaakt met de behandeling op
Europees niveau. Zij vroegen verder specifieke aandacht voor de volgende
punten:
-
De
richtlijn houdende tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke
behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming heeft de
meest ruime materiële werkingssfeer. Het is gewenst dat deze
werkingssfeer ook voor de overige discriminatiegronden (met in begrip
van geslacht) gaat gelden;
-
Het zou
de voorkeur verdienen indien beide concept-richtlijnen betrekking
zouden hebben op de wettelijke sociale zekerheid. Dit onderwerp valt
nu buiten de materiële werkingssfeer van de voorgestelde richtlijn
tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in
werkgelegenheid en beroep
-
Er
bestaat grote overlap tussen beide concept-richtlijnen. Dit kan tot
verwarring en problemen bij de amendering leiden;
-
Er is
voor de sociale partners geen duidelijke eigen rol weggelegd in het
artikel over de sociale dialoog. Het zou wenselijk zijn indien er voor
sociale partners meer beïnvloedingsmogelijkheden gerealiseerd zouden
worden. Dit laatste geldt ook voor het actieprogramma;
-
De
uitzonderingsmogelijkheid opgenomen in artikel 4 voor relevante
beroepskwalificaties is te ruim geformuleerd. Voorkomen moet worden
dat ten onrechte een beroep wordt gedaan op deze bepaling waardoor
discriminatie toegestaan wordt.
-
Het is
op zichzelf positief dat intimidatie onder begrip ‘discriminatie’
wordt gebracht. Bezwaar is echter dat bepaalde aspecten van
intimidatie hier buiten vallen. Het risico bestaat dat daarvoor geen
regeling tot stand komt en dat is ongewenst;
-
Er
wordt in de toelichting bij de richtlijn tot instelling van een
algemeen kader voor gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep
onderscheid gemaakt tussen seksuele voorkeur, dat wel onder deze
richtlijn valt en seksueel gedrag, dat daarbuiten valt. De
werknemersorganisaties achten dit een onterechte beperking;
-
het
begrip positieve actie moet breed worden opgevat. Het is ongewenst
wanneer de strenge criteria van het Europese Hof van Justitie zoals
verwoord in de zaak Marshall en Kalanke ook voor andere gronden dan
geslacht zouden gaan gelden.
Werkgeversorganisaties
Op 7 april
j.l. vond er een informeel overleg plaats met enige vertegenwoordigers van
VNO-NCW en het MKB over de voorstellen van de Europese Commissie. Zij
brachten de volgende punten naar voren:
-
De
bepalingen omtrent omkering van de bewijslast, die in beide
richtlijnvoorstellen zijn opgenomen, leveren grote problemen op voor
werkgevers. Het is voor werkgevers erg moeilijk om aan te tonen dat
zij niet gediscrimineerd hebben op een van de genoemde gronden.
-
De
gronden leeftijd en handicap hebben een totaal ander karakter en horen
niet thuis in de richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor
gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep. Problemen voorzien
zij voor wat betreft deze twee gronden met name op de terreinen
arbeidsvoorwaarden en ontslag.
-
Kritiek
is er op de definitie van ‘directe discriminatie’. Hiervan is
volgens de richtlijnen sprake wanneer iemand op een van de genoemde
gronden ongunstiger dan een ander wordt, is, of zou worden behandeld.
De werkgevers pleiten voor het laten schrappen van de zinsnede 'zou
worden behandeld' omdat dit te onzeker is.
-
Het
onderwerp 'intimidatie' past niet in een gelijke
behandelingsrichtlijn. Dit kan beter aan de orde komen in het kader
van de arbeidsomstandigheden.
-
De
gronden worden in de richtlijn niet nader gedefinieerd. Het is
belangrijk dat in de richtlijn wordt vastgelegd dat het aan de
lidstaten wordt overgelaten om de gronden nader te omschrijven. Anders
bestaat het risico dat het Hof van Justitie de nationale definities
toch nog doorkruist.
-
Sociale
partners moeten meer beïnvloedingsmogelijkheden krijgen voor
invulling van uitzonderingen en objectieve rechtvaardigingsgronden.
Lidstaten zouden bij implementatie verplicht moeten worden om de
sociale partners te raadplegen.
-
Er is
sprake van overlap tussen beide richtlijnvoorstellen. Belangrijk is
dat de inhoud van de overlappende gedeelten exact hetzelfde is. Op het
moment dat beide richtlijnen in werking treden dient het overlappende
gedeelte uit een van de richtlijnen geschrapt te worden.
De
Commissie gelijke behandeling
De
Commissie heeft bij brief van 6 april j.l. schriftelijk haar reactie
gegeven op de voorgestelde EU-richtlijnen. Het commentaar van de Commissie
concentreert zich op de volgende onderwerpen:
-
Er is
sprake van een uiteenlopende behandeling van de verschillende in
artikel 13 van het EG-verdrag genoemde discriminatiegronden. Op een
aantal punten zal het verbod van discriminatie op grond van sekse
sterker geregeld zijn dan in de voorgestelde richtlijnen, op een
aantal andere punten zwakker. Hierdoor bestaat het risico van 'ranking'
van gronden. De Commissie is van mening dat de aan verschillende
gronden geboden bescherming gelijkwaardig moet zijn.
-
Aanbevolen
wordt aan om (in de overwegingen bij de richtlijnen) aan te sluiten
bij internationaal rechtelijke definities van de discriminatiegronden,
zoals omschreven in internationaal rechtelijke verdragen. Voor het
begrip ras zou aangesloten kunnen worden bij het VN-verdrag ter
Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie.
-
De
Commissie stemt in met het gesloten systeem van de in de richtlijnen
genoemde rechtvaardigingsgronden voor directe discriminatie. Voor de
gronden leeftijd en handicap acht de Commissie een open systeem
gewenst. Deze inbreuk op het gesloten systeem mag echter alleen gelden
voor deze twee discriminatiegronden.
-
Het is
positief dat intimidatie is opgenomen als bijzondere vorm waarin
discriminatie zich kan voordoen. Intimidatie zou echter breder
gedefinieerd moeten worden door tot uitdrukking te brengen dat
intimidatie ook de arbeidsvoorwaarden negatief kan beïnvloeden.
-
Er moet
een helder onderscheid gemaakt worden tussen voorkeursbeleid, waarbij
individuele leden van achterstandsgroepen tijdelijk een
voorkeursbehandeling krijgen, en algemeen sociaal beleid gericht op
gelijke kansen. De strenge eisen die aan voorkeursbeleid worden
gesteld, moeten niet gesteld worden aan het algemene sociale beleid.
Voor het voorkeursbeleid dient artikel 141 lid 4 van het EG-verdrag,
dat minder strikt is dan de jurisprudentie van het Hof van Justitie,
het uitgangspunt te zijn.
-
Ook in
de voorgestelde richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor
gelijke behandeling in werkgelegenheid en beroep dient een
verplichting te worden opgenomen om te voorzien in een onafhankelijk
orgaan dat toeziet op handhaving van de richtlijnen.
-
De
Commissie onderschrijft het belang van een regeling van de verdeling
van de bewijslast. Aanbevolen wordt om in de richtlijnen de
verplichting op te nemen voor wederpartijen en derden om de door de
handhaving belaste organen de gevraagde informatie te verschaffen en
dat het risico van een ondoorzichtig beleid aan de daarvoor
verantwoordelijke partij wordt toegekend.
Permanente
Commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtelingen-
en strafrecht
Deze Commissie heeft het commentaar beperkt tot de richtlijn m.b.t. ras of
etnische afstamming. Het betreft de volgende punten:
-
voorstel
voor de begrippen ‘ras of etnische afstamming’ aan te sluiten bij
de definitie van ras in het VN-verdrag tot uitbanning van
Rassendiscriminatie (IVUR). De permanente commissie is van mening dat
bij onderscheid naar godsdienst (bij samenloop van etnische en
religieuze kenmerken) aansluiting kan worden gezocht bij de
bescherming die het IVUR op dit punt biedt.
-
een
collectief actierecht voor organisaties om structurele vormen van
discriminatie aan de orde te kunnen stellen (zeker nu victimisatie
zich in de praktijk nog vaak voordoet);
-
een
eigen onderzoeksbevoegdheid voor de o.g.v. art. 12 van de richtlijn
m.b.t. ras of etnische afstamming in te stellen onafhankelijke organen
vanwege de laagdrempeligheid;
-
ook
discriminatie o.g.v. nationaliteit te verbieden, met de mogelijkheid
uitzonderingsbepalingen op te nemen voor immigratie,
overheidsbetrekkingen, kiesrecht, vertegenwoordigende sportteams;
-
de
bescherming tegen victimisatie ook uit te breiden tot
rechtsverhoudingen met de overheid;
-
steun
voor de artikelen 2 en 3 op grond waarvan burgers op nationaal niveau
bescherming aan de richtlijn kunnen ontlenen;
-
tweejaarlijkse
rapportageplicht voor lidstaten en vijfjaarlijkse evaluatie door het
Europees Waarnemingscentrum;
-
dat de
richtlijn niet enkel op natuurlijke personen van toepassing is;
-
verduidelijking
ten aanzien van de materiële werkingssfeer;
-
art. 4
zeer restrictief uit te leggen en de lidstaten een
kennisgevingsprocedure op te leggen;
-
acht
jurisprudentie m.b.t. geslachtszaken niet zonder meer van toepassing
op positieve actie bij ras;
-
wil het
overleg over gedragscodes breder trekken dan alleen de sociale
partners.
De
Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON)
toonde zich verheugd over de Europese activiteiten op dit terrein, doch
vond de voorstellen een te beperkt terrein bestrijken.
VluchtelingenWerk
Nederland
-
pleit
voor een gelijkluidende tekst in beide richtlijnen waar het betreft de
gevolgen van indirecte discriminatie; hierbij wordt de voorkeur
gegeven aan 'schadelijke weerslag' in plaats van 'ongunstige gevolgen'
en 'benadeling';
-
met
betrekking tot de richtlijn m.b.t. ras of etnische afstamming zou de
toepassingssfeer moeten worden uitgebreid, tot bijvoorbeeld ook
gezondheidszorg en huisvesting.
Landelijke
Vereniging van ADB’s en meldpunten
De
landelijke vereniging heeft beide richtlijnen becommentarieerd.
Het
Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR)
heeft
commentaar geleverd bij de het richtlijnvoorstel m.b.t. gelijke
behandeling ongeacht ras of etnische afstamming.
-
Het LBR
pleit ervoor de begrippen ‘ras of etnische afstamming’ de ruime
uitleg te geven die in het VN-verdrag ter uitbanning van alle vormen
van rassendiscriminatie IVUR wordt gehanteerd;
-
beveelt
aan ook groepen onder de werking van de richtlijn te brengen;
-
wenst
expliciete aandacht voor discriminatie op de werkvloer in de
richtlijn;
-
beveelt
aan dat ook dienstverlening door de overheid en huisvesting onder de
richtlijn vallen;
-
bepleit
collectief actierecht;
-
stelt
voor de bescherming tegen represailles te voorzien van een sanctie in
de vorm van schadevergoeding;
-
wenst
een bredere dialoog dan enkel de sociale dialoog;
-
pleit
voor het instellen van een ‘onafhankelijk orgaan’ dat de
wettelijke bevoegdheid krijgt onderzoek en bindende uitspraken te doen
en financieel en procesrechtelijk laagdrempelig is;
-
wenst
een verplichting voor lidstaten om tweejaarlijks te rapporteren,
i.p.v. een eenmalige rapportageplicht.
De
Stichting Surinaams Inspraakorgaan (SIO)
-
pleit
ervoor onder ras ook te verstaan huidskleur, nationale of etnische
afkomst;
-
sprak
bezorgdheid uit over mogelijk langdurige trajecten om uit te werken op
welke wijze de mate van gelijkheid c.q. ongelijkheid tussen groepen
personen ter onderbouwing van positieve actie vastgesteld kan worden;
-
vond
het compenseren van personen die benadeeld zijn onvoldoende en wenste
ook aandacht voor preventie;
-
stelde
voor een Europese Commissie Gelijke Behandeling.
Stichting
Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs (SMT)
-
ziet
graag de discriminatiegronden ‘godsdienst of overtuiging’ ook
opgenomen in het richtlijnvoorstel m.b.t. gelijke behandeling ongeacht
ras of etnische afstamming;
-
stelt
voor dat het onafhankelijke orgaan genoemd in artikel 12 ook
uitdrukkelijk een taak krijgt t.a.v. preventie van discriminatie.
Inspraakorgaan
Turken (IOT)
Stichting
Pandora
-
vraagt
om een verbreding van de definitie van gehandicapten, tot ook mensen
met psychische en psychiatrische problemen;
-
vraagt
zich af hoe deze richtlijnen zich verhouden tot de voortgang van het
ontwerp-wetsvoorstel gelijke behandeling gehandicapten en chronisch
zieken;
-
suggereert
een inventarisatie te maken van terreinen en bijbehorende wetgeving
waar aanpassingen gemaakt moeten worden op basis van de richtlijnen;
-
bij het
actieprogramma wordt gevraagd om incorporatie van toegankelijkheid en
behoud van werk.
De
Gehandicaptenraad
-
gaat
ervan uit dat objectieve rechtvaardiging op dezelfde wijze wordt
uitgelegd als het Hof van Justitie dat uitlegt in het geval van
onderscheid wegens geslacht;
-
redelijke
maatregelen zouden niet alleen voor gehandicapten moeten gelden, maar
bijvoorbeeld ook voor godsdienst (gelegenheid tot gebed etc.);
-
het
nalaten van redelijke maatregelen zou als een vorm van directe
discriminatie moeten worden opgevat.
Samenwerkingsverband
mensen zonder betaald werk
-
voor de
algemene richtlijn wordt aandacht gevraagd voor de handicap van
dyslexie, en de moeilijke positie van ex-gedetineerden;
-
het
wordt betreurd dat mensen zonder betaald werk van de werking van de
richtlijn worden uitgesloten, zoals uitkeringsgerechtigden en
alleenstaande, jonge vrouwen;
-
daarnaast
wordt extra aandacht gevraagd voor een breed anti-discriminatiebeleid,
eveneens gekoppeld aan werkgelegenheid.
|